Een stille kamer in het graan. De wind
danst met de harde halmen. Een kind
dat zich hoog in het duizelende blauw
weer even in de eeuwigheid bevindt.
– – –
De hand gaat door de volle aren. Het goud
reikt verder dan het oog kan zien. Oeroud
gebaar van leven, ooit ontstaan uit aarde;
de kringloop van de eindigheid vertrouwd.
– – –
Symbool van macht, van volle schuren, van brood
dat door de ochtend geurt; van barre nood
want welvaart werpt een kille schaduw
van armoe, van de have nots, van de dood.