Laatst was ik weer een jaar of tien
op hurken aan de waterkant.
Het vlak lag grenzeloos; de overkant,
vanwaar ik zat, was niet te zien.
Het spel was ‘Meester van de Zee’.
Mijn hand bestuurde wind en stroom.
Het bootje vol van kinderdroom
nam hoop en heimwee in zich mee.
De koers moet telkens bijgesteld
en soms zelfs blijkt het roer de steven.
Zo wordt het kinderspel tot leven
waarin alleen als zeker telt:
op hurken aan de waterkant,
je droom in een gevouwen krant.